Vestdijk

Vestdijk






Sloot | Waterplant | Levend Voer | Noordzee | Worm Slak | Vlinders | Kever | Spin | Vogel | Tuin | groenten | overige
Bomen A-L | Bomen M-Z | Kruiden | Wilde planten A-D | Wilde planten E-M | Wilde planten N-S | Wilde planten T-X | Klimplant | Varen | Zwam | Korstmos |


vestdijk







Ter Heiden

De grijze hemel is afwiss’lend lichter En donkerder dan ‘t grijze watervlak; ’t Was op die dingen dat zeeman als dichter Acht gaven, vroeger, als de storm opstak.

Hier komt geen zeeman meer, die tijd is heen, En dichters hebben zeer bijziende oogen, – Waar ginds die zwarte vlek voortdrijft komt geen Gevaar of stille boodschap langsgevlogen...

Wij volgen ’t trekken, en de oude visscher, Sinds lang verdreven van zijn vloot, beschrijft Met zijn verweerden vinger vage lissen Om ons te wijzen waar dat voorwerp drijft, Alsof hij in ’t voorbijgaan van den vloed Een romp zag, hem bekend, hem tegemoet...

DIJK BIJ AVOND

Een grenspaal op een klinkerband, De zee verneveld naast het land.

Hard glibb’rig grauw, een dos van wier: Bazalt in mijlen, kier na kier.

Ontel’bre vochtige ravijnen, Waar binnendieren in verkwijnen.

De steenen huid ziek overtogen Met ringen mos, die geel verdrogen.

Het gras in welf, wat daar nog weidt? Iets wits en levends, schaap of geit?

Maar zelfs de stormbal geeft geen taal Of teeken aan zijn klamme paal.

O kuststreek zonder slot of zin, Gelijk aan ’t einde het begin,

Waar in een eeuw geen branding sloeg, Stort in, verdwijn, het is genoeg.





Zoo gaat de zon nog in u onder

Zoo gaat de zon nog in u onder
Op dezen dag, die donker
Is voor mij.
En ver zie ik de schepen wijken,
Die pas de zeilen strijken
Uw kust nabij