De grijze hemel is afwiss’lend lichter
En donkerder dan ‘t grijze watervlak;
’t Was op die dingen dat zeeman als dichter
Acht gaven, vroeger, als de storm opstak.
Hier komt geen zeeman meer, die tijd is heen,
En dichters hebben zeer bijziende oogen, –
Waar ginds die zwarte vlek voortdrijft komt geen
Gevaar of stille boodschap langsgevlogen...
Wij volgen ’t trekken, en de oude visscher,
Sinds lang verdreven van zijn vloot, beschrijft
Met zijn verweerden vinger vage lissen
Om ons te wijzen waar dat voorwerp drijft,
Alsof hij in ’t voorbijgaan van den vloed
Een romp zag, hem bekend, hem tegemoet...
DIJK BIJ AVOND
Een grenspaal op een klinkerband,
De zee verneveld naast het land.
Hard glibb’rig grauw, een dos van wier:
Bazalt in mijlen, kier na kier.
Ontel’bre vochtige ravijnen,
Waar binnendieren in verkwijnen.
De steenen huid ziek overtogen
Met ringen mos, die geel verdrogen.
Het gras in welf, wat daar nog weidt?
Iets wits en levends, schaap of geit?
Maar zelfs de stormbal geeft geen taal
Of teeken aan zijn klamme paal.
O kuststreek zonder slot of zin,
Gelijk aan ’t einde het begin,
Waar in een eeuw geen branding sloeg,
Stort in, verdwijn, het is genoeg.
Zoo gaat de zon nog in u onder
Zoo gaat de zon nog in u onder
Op dezen dag, die donker
Is voor mij.
En ver zie ik de schepen wijken,
Die pas de zeilen strijken
Uw kust nabij
HET KIND EN DE STERVENDE ZEEANEMOON
Zooals hij op koortsdroomen lette
Die prachtig de keel dichtsnoeren,
Zoo zag hij het weerblauw, geel, bruinpolitoeren
Dier zich in het naargeestigste zwart omzetten,
Bracht onnut voedsel naar ’t glas, droomde van de zee,
Verkleurde haast zelf met die weeke bol mee,
Die, waar geen vader of moeder ’t belette,
Naar een wondere reis verglêe.
STAD AAN DE WADDEN
Drie eilanden staan aan de horizon,
Als 't niet zeer nevelt. Jongens komen kijken,
Wanneer de postboot keert, die langs de dijk een
Rookpluim doet strijken, licht-bruin voor de zon.
De winter duurt hier lang; het spaarzaam groen
Bevat een stillen winter in zijn takken.
En in de binnentuintjes, kalme vlakken,
Zou zelfs geen moordenaar een moord gaan doen.
Het drievuldig plaveisel, gele klinkers,
Gekleurde keien, blauwe, bolle stenen:
Zij dragen jaren reeds dezelfde benen,
Want 's avonds, in hun pas van stille drinkers,
Slenteren mannen rokend naar het dok -
De haven langs - en weer terug naar 't dok.
Waddeneilanden
De hieronder genoemde planten en dieren zijn
alle rondom Texel, Vlieland, Terschelling
en Ameland te vinden.