Een bloedzuiger welke in sloten, poelen en meren leeft
en daar jaagt op slakken, wormen (zoals tubifex) en
zoetwatermosselen. Vooral in eendekroost-sloten komen
ze veel voor, want hierin leven veel van hun prooien.
Clepsines kunnen niet zwemmen en bewegen zich traag voort.
Er zijn twee soorten Clepines: de twee-ogige en de zes-ogige
de laatse komt iets meer voor. Clepsines zijn tot
2 centimeter lang.
concurrentie clepsine
De voornaamste prooidieren zijn de poelslakken en
posthoornslakken. In hetzelfde leefgebied komt ook
een andere bloedzuiger voor, de Helobdella stagnalis,
welke op dezelfde prooien jaagt. De Helobdella is
ongeveer even effectief is en komt dezelfde aantallen
voorkomt voor. Maar beide dieren hebben een
verschillende jachtmethode: Helobdella stagnalis is
een jager die ook achtervolgt, terwijl de twee-ogogige
Clepsine vanuit de hinderlaag aanvalt. Voor niet bewegende
prooien (zoetwatermosselen) zijn beide even effectief.
Een jonge clepsine, bij oudere exemplaren is streping te zien
en soms vastgehechte jonge clepsines.
Een bloedzuiger is een hermafrodiet dier, dus zowel mannelijk
als vrouwelijk. Maar ze hebben wel een andere bloedzuiger
nodig waarna er wederzijdse bevruchting optreedt.
Clepsine heeft daarnaast ook broedzorg, de jongen blijven
wekenlang aan de Clepsine vastzitten, en voeden zich aan
het ouderdier.
Bloedzuigers en slakken, "Uit het dierleven in het water"
een boek uit 1916, bijgewerkt