waterwereld




Slauerhoff

(1898-1936)


Zeekoorts

Ik moet weer op zee gaan, een goed schip en in 't verschiet
Een ster om op aan te sturen, anders verlang ik niet.
Het rukken van 't wiel, 't gekraak van het hout, het zeil ertegen,
Als de dag aanbreekt over grauwe zee, door een mist van regen.

Want de roep van de rollende branding, brekende op de kust,
Dreunt diep in het land in mijn oren en laat mij nergens rust,
't Is stil hier, 'k verlang een stormdag, met witte jagende wolken
En hoogopspattend schuim en meeuwen om kronk'lende kolken.

Ik ben een gedoemde zwerver, waar moet ik anders heen?
Maar gelaten door de wind gaan, weg uit de stad van steen.
Geen vrouw, geen haard verwacht mij. Ik blijf ook liever zonder.
'k Heb genoeg aan een pijp op wacht en een glas in 't vooronder.






De ontdekker

De rustigen die mij tartten te vertrekken
Heb ik om 't schip te krijgen woest beloofd
Rijkdommen fabelachtig te ontdekken,
Waarvoor ik ingestaan heb met mijn hoofd,

En eindlijk in triomftocht aangebracht.
Tot zinkens toe geladen lag mijn vloot.
Wel waren bijna al mijn mannen dood,
Maar alle havensteden bont bevlagd.

Toen moest ik knielen voor den gouden troon.
De koning boog en wilde mij een keten
Omhangen – die ik hem met wilden hoon
Ontrukt heb en een hoovling toegesmeten.

Nog heeft een vrouw mij innig vroom omhelsd,
En in haar grijze oogen zag 'k mijn vrede.
Ik neeg – maar in mij brandde toch het felst
't Vuur dat mij voortdrijft buiten rust en reede.

En haastig heb ik mij weer ingescheept,
Zeker van een ontdekking, anders grootsch,
Maar ben door onweerstaanbre drift gesleept
Naar zeeën leeg en kusten steil en doodsch.

Nimmer belijd ik mijn dwaling, mijn zwak.
Voor dezen blinden muur zal 'k blijven kruisen
Tot 't eind der wereld met mijn trouwe wrak,
Waarop drie kale masten: galgen? kruisen?



De ontdekker


De rustigen die mij tartten te vertrekken
Heb ik om 't schip te krijgen woest beloofd
Rijkdommen fabelachtig te ontdekken,
Waarvoor ik ingestaan heb met mijn hoofd,

En eindlijk in triomftocht aangebracht.
Tot zinkens toe geladen lag mijn vloot.
Wel waren bijna al mijn mannen dood,
Maar alle havensteden bont bevlagd.

Toen moest ik knielen voor den gouden troon.
De koning boog en wilde mij een keten
Omhangen – die ik hem met wilden hoon
Ontrukt heb en een hoovling toegesmeten.

Nog heeft een vrouw mij innig vroom omhelsd,
En in haar grijze oogen zag 'k mijn vrede.
Ik neeg – maar in mij brandde toch het felst
't Vuur dat mij voortdrijft buiten rust en reede.

En haastig heb ik mij weer ingescheept,
Zeker van een ontdekking, anders grootsch,
Maar ben door onweerstaanbre drift gesleept
Naar zeeën leeg en kusten steil en doodsch.

Nimmer belijd ik mijn dwaling, mijn zwak.
Voor dezen blinden muur zal 'k blijven kruisen
Tot 't eind der wereld met mijn trouwe wrak,
Waarop drie kale masten: galgen? kruisen?





Waddeneilanden



De hieronder genoemde planten en dieren zijn alle rondom Texel, Vlieland, Terschelling en Ameland te vinden.

Planten


cranberry
deens lepelblad
duinviooltje
lepelblad
engelsgras
helmgras
parnassia
waterpunge
zeeraket
zeekraal
zeevenkel
zandhaver
zeealsem
zwarte toorts
zeebiet of strandbiet

vogels


aalscholver
kokmeeuw
lepelaar
strandplevier
bonte strandloper
wulk
zilvermeeuw

zeedieren

alikruik
doorschijnende zakpijp
eendenmossel
figuurzaagje
garnaal
gesterde geleikorst
goudkammetje
haas
heremietkreeft
jacobsschelp
kabeljauw
kompaskwal
kokkel
mossel
noordzeekrab
oester
oesterblad
oorkwal
paalworm
pelicaansvoet
plankton
rode poon
scheermes
strandvlo
kleine slangster
strandkrab
schol
veterwier
wapenworm
zager
wijting
zeeanjelier
zeekomkommer
zeeboontje
zeedistel
zeedruif
zeekat
zeemuis
zeepier
zeepokken
zeepostelein

Zeewier in de Noordzee



blaaswier
dulse
eetbare kelp
Gezaagde zee-eik
gaffelwier
knotswier
lomentaria articulata
polysiphonia urculata
riemwier
zeesla