Sappho
Nòg staat haar voetstap in het gouden zand
en in de purp'ren branding wordt gesproken
met hàre stem - hel, in de val gebroken -
de donk're omslag ruisend langs het strand.
Zij ging de zware gang: van het praegnant
begin, de vlam van drift ontstoken,
tot strenge en kuise arbeid en beloken
beluist'ren van een goddelijk verband.
Dit maakt ons ademloos bij haar geluid
wanneer het stijgt, of donker zingt en klaagt;
het leven zelve beeft in deze toon.
Zoals de zee, die om dit eiland sluit,
verlangens oerzang naar de kusten draagt. -
Er is geen scheiding in hun beider schoon.
Ida Gerhardt
(1908-1993)
Panta rhei
of
Herakleitos' slavin
daar liggen haar bruine slippers
in het gele gras op de kant
onder haar voeten voelt ze nu
weer de oude grijsgroene modder
van de rivier die in alle schakeringen
rond haar kuiten spoelt
ze verzamelt de zoom en steeds meer
van haar kleed in haar handen
ze gaat door het water waden
naar de overkant – steeds herhaalt zich
een andere rivier stromend
langs haar dijen golft het
door me heen de weerspiegeling
van haar rug volgt haar wit rimpelend
– ik kan haar gezicht niet zien
behalve in die droom
waarin zij druipend op de oever staat
nog twee slokken in de lekkende kom
van haar handen draagt
en ik van water ben
Hans Kloos (1960)
Het leven in juni
Om mij heen is alles luidkeels in leven
de boer op zijn maaier, blatende schapen
in de esdoorn een zwartkop die roept
om een vrouwtje, uit bloemkelken klinkt
het geronk van een bij.
En ik leef ook maar moet dat zelf zeggen
want niets van al wat ik waarneem noemt mij.
Zoals je met vrienden wel praat over vroeger:
We waren aan zee, in een tent, heel gelukkig -
vraagt iemand: was jij daarbij?
Dus ben ik alleen in de tuin in de wereld
en om mij heen ademt alles en in huis
zit een man. Dit is het leven, schrijft hij,
deze ochtend in juni, de zwartkop zingt
en in de tuin zit zij.
Marjoleine de Vos
Naar Oostland
Naar Oostland willen wij varen:
het is er het oudste lied.
Maar monden zijn vol gevaren;
malheuren slapen niet.
Al hebben kombuizen geen lichten,
kombuizen hebben een bed.
En de reizen zijn maar gedichten
en de slaap is 't rijkste gebed.
Slechts verlangen kan nog doorreizen
wie daar ooit uit Oost-land kwam.
Een bokking is zeek're spijze
bij de talmende boterham.
En maakt er de geur der zwam
hier-binnen u langzaam lam:
geur der zee vol amber is broos als
bij rijzenden uchtend de vlam
die geurt der vluchtige rozen.
Karel van de Woestijne (1878-1929)
De Vissers
De vijver in mijn tuin
heb ik bevolkt met waterplanten
en alle soorten vissen.
En daarna eigenhandig
en uit dure aarde
schiep ik blauwe vissers.
Ze bouwden zich een dorp
ze bouwden brede boten
ze maakten lange hengels.
En nu vissen ze elke dag
in hun boten zittend
of zittend langs de oevers.
Morgen zal ik maken
kleine vissersvrouwen
om vis voor hen te koken
en kinderen te baren.
Kleine vissersvrouwen
uit nog duurdere aarde.
Hans Andreus